-
1 boîtier
boîtier [bwaatjee]〈m.〉m2) kas [horloge]3) kast, huis, koker4) postbeambte, buslichter -
2 vak
2 [deel van een kast/doos] compartment ⇒ 〈 in het bijzonder postvak〉 pigeonhole, shelf 〈 winkel, bibliotheek〉5 [perk] bed6 [afgeperkt deel] section♦voorbeelden:een kast met geheime vakken • a cupboard with secret compartmentsde vakken bijvullen • fill the shelvespost in iemands vakje stoppen • put mail in someone's pigeonhole3 een man van het vak zijn • be an expert/a specialisthij beoefent dit vak al 20 jaar • he has been in this business for 20 yearseen vak leren • learn a tradezijn vak maken van • make a business/trade ofeen vak uitoefenen • practise/be in a trade/businesszijn vak verstaan • understand one's businessieder zijn vak • every man to his tradein acht vakken eindexamen doen • take eight subjects in one's final exams
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский